Als prive bezittingen (bv onroerend goed) gebruikt worden voor bij de exploitatie van een bedrijf van een partner of een (minderjarig) kind, dan moet over de inkomsten (verminderd met de gemaakte kosten) die hiermee gekregen worden belasting betaald worden in box 1 (De Terbeschikkingsregeling).
Als het onroerend goed bezit niet meer voor de exploitatie van het bedrijf wordt gebruikt, moet met de belastingdienst worden afgerekend over de aanwezige stille reserves.
De vraag die op dat moment speelt is, wat is de waarde van het onroerend goed?
Deze discussie speelde tussen de belastingdienst en een belastingplichtige, waarbij de fiscus stelde dat de waarde van het pand Eur 200.000 meer waard was dan de belastingplichtige aangaf.
De belastingplichtige had het bedrijfspand vooraf laten taxeren door een erkende taxateur. Bovendien waren de door de gemeente vastgestelde WOZ waarden in lijn met de getaxeerde waarde.
De belastingrechter gaf in deze procedure aan dat de fiscus niet aannemelijk kon maken dat de gebruikte taxatiewaarden onjuist waren en ging niet akkoord met de door de belasting voorgestelde verhoging van de waarde van het pand.
Kern van deze uitspraak is niet alleen dat een belastingplichtige bij het einde van de TBS regeling er voor moet zorgen dat hij een deugdelijke onderbouwing van de waarde laat opstellen, maar ook dat hij zich kritisch opstelt op het moment dat hij de WOZ beschikking van de gemeente ontvangt.
bron: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2013:4259